vrijdag 22 november 2013

Van een Schoonhovense wees en een onrechtvaardige rechter


Kaart van Schoonhoven uit de tijd van Jan Gijsbertsz,
getekend door Lodovico Guicciardini, 1625

“Jan Uijtenbogaert! Ik heb een brief voor je. Kom eens binnen, dan zal ik hem je voorlezen…” Baljuw Rutger Huijgensz (Blomvliet) staat in de deuropening van zijn woning (’t Gouden Hooft, Tol 9).

Rechts de Tol in Schoonhoven; rechts van de Visbrug staat het huis van de baljuw (Tol 9)

Dat is in 1625 het begin van een rechtszaak die in heel Holland bekend zal raken. Maar wie kent het verhaal vandaag nog?

Remonstranten en contraremonstranten
Het jongensboek ‘De Slijkgeuzen van Schoonhoven’ vertelt over de contraremonstranten die buiten de stad kerken en, terugkomend in Schoonhoven, worden uitgescholden voor Slijkgeuzen.
Het is nota bene middenin de Tachtigjarige Oorlog! We moesten de Spanjaarden zien weg te krijgen uit het land! Niettemin is er in de kerk een theologisch geschil over een aantal essentiële zaken. Omdat kerk en staat met elkaar verweven zijn, maakt de keuze van Prins Maurits tegen het kamp van Oldebarneveldt dat ook de kerk een ommezwaai maakt van pro-remonstrants naar anti-remonstrants.
Daarmee verband houdt ook de kwestie van de remonstrantse hofpredikant in Den Haag, ds. Johannes Uijtenbogaert, die de prins heeft vermaand, omdat hij een seksueel zondig leven lijdt. Dit maakt deze dominee tot een van de meest gezochten in Holland. 

ds. Johannes Augustijnsz
Uijtenbogaert
Maria Petitpas, de tweede
vrouw van ds. Uijtenbogaert

Uijtenbogaert is eerder al naar Frankrijk gevlucht en in zijn autobiografie vertelt hij er breedvoerig over. En maar liefst twaalf pagina’s achtereen vertelt hij het verhaal van een Schoonhovense jongen, Jan Gijsbertsz Uijtenbogaert. En ook in zijn enorme brievencollectie zijn tientallen brieven die iets over hem vertellen.


Jan Gijsbertsz Uijtenbogaert
Gijsbert Corneliszen Wten Boomgart van
Utrecht & Grietgen Willems Holij van Schoonhoven
trouwen op 8 januari 1597 te Schoonhoven

Jan is de zoon van Gijsbert Cornelisz Uijtenbogaert (geboren in Utrecht) en Grietje Willemsdr Holij (geboren in Schoonhoven). Grietjes vader heeft jarenlang in het stadsbestuur gezeten. Het echtpaar trouwt op 8 januari 1597 in Schoonhoven en gaat wonen in het huys genoempt de Oeyvaer in de Kerkstraat, in 1592 gebouwd.  

Jan, waarschijnlijk geboren in 1598 (het eerste doopboek van Schoonhoven is verloren gegaan en het tweede begint bij november 1603) wordt als Johannes Gijsbertsz in de Grote Kerk gedoopt. Bij die doop treedt als ‘peter’ een achterneef van vader op, ds. Johannes Augustijnsz Uijtenbogaert, geboren in Utrecht, aldaar predikant in 1588 en vanaf 1591 hofpredikant bij prins Maurits in Den Haag.
Op 11 september 1597 vertrekt het gezin naar een huis dat moet hebben gelegen op de zuidoosthoek van de Meent en de Nes. Daar groeit Jan op, temidden van een middelgroot gezin (we weten slechts van Weynken (1604), Willem Holij (1610), Cornelis (1612) en Sijtgen (1615), maar eerder geboren kinderen zijn niet te achterhalen).
Vlucht en ziekte
ds. Daniël Wittius
Na de Synode van Dordrecht (1618-1619) ontstaat er een ware razzia op remonstranten, die worden verbannen uit ons land. In Schoonhoven worden de beide predikanten Daniël Wittius en Johannes van Galen afgezet en verbannen. Ook politieke figuren zijn plots verdwenen, zoals Hugo de Groot, die later in zijn boekenkist ontsnapt uit Loevestein en een veilig heenkomen vindt in Parijs (in maart 1622).  
De baljuw van Schoonhoven, Rutger Huijgensz, maakt zich zeer verdienstelijk, nadat het stadsbestuur van de kant van de remonstranten, onder druk van prins Maurits in één nacht over gaat naar de kant van de contraremonstranten. Hij wil blijkbaar duidelijk laten zien dat de keuze van Schoonhoven een hartelijke keuze is; hij pakt heel wat remonstranten op en laat er ook enkele opsluiten op Slot Loevestein.

Het boek van ds. Uijttenbogaert,
waarin het verhaal van Jan staat
Jan Uijtenbogaert trekt weg in 1619, nadat de beide predikanten zijn afgezet. Zijn peter, dominee Uijtenbogaert, mogelijk ook voogd over Jans broertjes en zusjes geworden nadat hun vader is overleden, is naar Antwerpen gevlucht en neemt hem als schrijver in dienst. Samen met zijn vrouw Maria Petitpas trekken zij door naar het Franse Rouen en vestigen zich in het even buiten de stad gelegen dorpje Saint Sever.
Er bevinden zich meerdere vluchtelingen in Frankrijk en men zoekt elkaar regelmatig op. Zo gebeurt het dat dominee Uijtenbogaert met zijn knecht Jan op 12 augustus 1622 Hugo de Groot bezoekt, die dan ziek ligt in Parijs. Op 3 september keren ze terug naar Rouen, maar daar is een felle uitbraak van de pest zodat Uijtenbogaert met zijn vrouw en huisgenoten terugkeert naar Parijs.
Hugo de Groot
Daar wordt Jan ziek. Hij krijgt epileptische toevallen of wellicht een herseninfarct die zijn hersenfunctie aantast. Hoewel Jan herstelt, zal hij psychisch voortaan zwak blijven. Dat, samen met de vraag van zijn moeder om haar weer eens op te zoeken, maakt dat de dokter, die door Uijtenbogaert wordt bekostigd, Jan adviseert om terug te gaan naar Schoonhoven.
Dat doet Jan in april 1623. De dominee geeft hem een flesje met een doeltreffend medicijn mee en enkele brieven voor familie en vrienden. Jan heeft ook een boekje bij zich waarin hij instructies, namen en adressen opschrijft omdat hij slecht kan onthouden. Jan bezoekt zijn moeder, broertje en zusjes, en ook zijn zus in Amsterdam en bekenden in Utrecht, De Bilt, Rotterdam en Den Haag. Onderwijl houden zijn moeder en de dominee briefcontact over hoe het gaat. 
Heen en weer
Echter, in september 1623 keert Jan plots terug naar Rouen, in gezelschap van de zus van Uijtenbogaerts vrouw. Helaas krijgt Jan weer een toeval, zodat hij genoodzaakt is terug te keren naar Schoonhoven. Daar krijgt hij verkering met een meisje en als hij de dominee in Frankrijk persoonlijk vertelt van deze vryagie, ontslaat deze hem dankbaar uit zijn dienst, zodat Jan vrij is om in Schoonhoven een nieuw bestaan op te bouwen. Maar tot zijn stomme verbazing krijgt de dominee in juli 1624 Jan weer over de vloer met een stapel vragen (waarschijnlijk over de verkering). Jan vertrekt in september voorgoed naar Holland, met een algemene brief voor al de vrienden en familie in Holland, waarmee hij de dominee nog eenmaal yverlijck wil dienen.
Opgepakt in Schoonhoven
En dan breekt die donkere zesde januari 1625 aan. Het is nog vroeg in de morgen als Jan het huis van baljuw Rutger Huijgensz aan de Tol passeert. Waarvoor roept de baljuw hem nu precies? De verzameling brieven van Uijtenbogaert (in 1869 getranscribeerd door H.C. Rogge) vertellen stukje bij beetje wat er gebeurt.
ds. Petrus Cupus
De algemene brief die Jan in 1624 meekrijgt, heeft hij inmiddels aan iedereen laten lezen, die hem moest lezen. Daarna gooit hij de brief niet weg, maar verscheurt hem en stopt de snippers diep in zijn zak. Aan zijn collega Petrus Cupus vertelt de dominee dat Jan bij het uit zijn zak halen van zijn neusdoeck die snippers waarschijnlijk (gedeeltelijk) heeft verloren. Iemand heeft ze gevonden en aan de baljuw overhandigd. En aangezien dominee Uijtenbogaert in die dagen als ‘staatsvijand’ wordt gezien, is Jan naar het oordeel van de baljuw schuldig aan landverraad wegens het verspreiden van zijn brieven.
Jan is onnozel en stapt nietsvermoedend achter de baljuw de keuken binnen. Dan wordt hij aangehouden en ondervraagd, zonder dat zijn moeder weet waar hij is. Ze nemen hem mee naar de woonkamer, waar ze hem tot laat in de avond vasthouden. Vervolgens wordt hij onder begeleiding naar het stadhuis gebracht, waar hij voor maanden verdwijnt in het kot.
De pech is dat Jan nóg een paar brieven bij zich heeft, blijkbaar ook één voor zijn vriendinnetje. Hij besluit die brieven in de wc te laten verdwijnen. Hij gooit er nog een paar turven op en giet er een waterpot over uit. Weg is weg. Maar… niets is minder waar. Het komt uit en de wc wordt doorzocht. 

Eén van de fragmenten uit Uijtenbogaerts boek die gaan over Jan Gijsbertsz
Via via hoort de dominee in Frankrijk wat er in Schoonhoven is gebeurd. Hij vindt de situatie ernstig, maar ook “soo belachelijck … ende het heele werck van den Bailliou ende sijne Dief-leyders, met het peuteren ende wroeten met nijptangen in het secreet tot in den dreck, om die lieve papieren (die niet dan sijn Vrijster ende Moeder aenginghen) soo kinderlijck oock met een van weghen het beir-steecken of stille-veghen van soo een treffelijck Bailliou soo vol stancks, dat ick my onthoude van des Lesers neuse daer mede te vervullen”.
De baljuw is er op gebrand de papieren terug te vinden, omdat hij denkt dat de brief geheimschrift bevat. Hij zegt in zijn vonnis dat de brieven gevuld zijn met “secrete Instructies ende Characteren met dewelcke alle Landt-verraderijen gewoon zijn beduydt te worden.” Geheimschrift. En dat zou best kunnen. Het is zelfs mogelijk dat Jan dat in zijn goede tijd zelf heeft bedacht! Hoe werkt het?
Alle klinkers worden door streepjes of puntjes weergegeven en alle medeklinkers dragen een cijfer: B=1, C=2, D=3, F=4 t/m Z=20. Die codering gebruikt Uijtenbogaert namelijk ook in andere brieven, slechts op díe plekken, waar persoons-, huis- of plaatsnamen staan; en ook alleen maar in brieven die de grens over gaan.
De baljuw doet zelfs huiszoeking bij Jans moeder. En hij doet dat met grof geweld: “alwaer men kisten en kassen dede open doen en de alles visiteert van boven tot beneden met uytroyinge van 2 of 3 bedt-steden, willende daer uyt hebben een kistjen met geldt ende een male of sacksken met brieven. Al te vergeefs.” Deze huiszoeking en het leed om haar zoon zijn teveel voor moeder Uijtenbogaert. Binnen vier dagen gaat de gezondheid van deze kerngezonde moeder zó achteruit, dat ze op haar sterfbed komt te liggen. Ze vraagt om haar zoon Jan nog éénmaal te mogen zien, maar de baljuw weigert bruut. Zo laat zij drie jonge kinderen thuis, en een oudere zoon in de gevangenis, als wees achter.

Detail kaart van Blaeu; bovenste cirkel is 'de Oeyevaer', de onderste cirkel
markeert te plek waar het huis van Jan en zijn moeder stond, in de Meent

Rep en roer
De zaak raakt bekend in heel Holland, omdat men denkt dat de predikant Johannes Uijtenbogaert in Schoonhoven is opgepakt. Het is Hugo de Groot die dit aan de dominee in Frankrijk schrijft. Verootmoedigend is het woord dat de dominee in een pleitbrief voor Jan schrijft aan het Hof van Holland (al is hij bang dat deze brief niet zal worden gelezen): “in mijn jonge jaren verbrandde Alva in Utrecht een stro-pop die Prins Willem van Oranje moest voorstellen, uit wraak, omdat hij de échte niet kon vinden. Als dat nu hier ook het geval is, dan zeg ik de Heere Jezus na: ‘Soeckt ghy my, laet desen gaen’.”
Uijtenbogaert raadpleegt Hugo de Groot voor een betrouwbaar advocaat. Deze noemt hem de naam van ene ‘Van W.’, ergens in de zuidelijke Nederlanden. Maar eind van het liedje is dat niemand de zaak van Jan wil behartigen; niet omdat de zaak niet deugt, maar omdat ze niet durven uit scrupuleusheyt (angstvalligheid).
De baljuw wordt wél bijgestaan, in de persoon van de felle, anti-remonstrantse advocaat Marten Douw, die grof verbaal geweld gebruikt, waardoor Jan in zware vertwijfeling komt. Echter, de pleitbrief van Uijtenbogaert wordt te Den Haag in deze zaak tóch voorgelezen en draagt er toe bij dat Jan op 16 mei 1625 door het Hof van Holland wordt vrijgesproken en op 18 mei, eerste Pinxterdagh, daadwerkelijk uit de gevangenis in het stadhuis wordt vrijgelaten, onder voorbehoud dat hij de juridische kosten, alsmede de kost en inwoning in de gevangenis te Schoonhoven – hoe belachelijk! – nog zal betalen. 

Het vonnis over Jan Gijsbertsz Uijtenbogert te Schoonhoven
Het bedrag wil de dominee in zijn boek niet noemen, maar in zijn brieven en in het vonnis wordt het wel genoemd: driehonderd gulden; een bedrag dat Jan nooit op tafel kan leggen. De dominee schiet hem te hulp en betaalt het abominabele bedrag. Hoewel de baljuw van het Hof van Holland in het geheim een reprimande krijgt kan niet voorkomen worden dat Jan voor 25 jaar wordt verbannen uit de stad Schoonhoven. 
De pest
Jan zwerft wel vry ende vranck rond door het land en komt in september 1625 in Rotterdam terecht. Daar woedt in 1624 en 1625 een enorme pestepidemie, waaraan ook Jan bezwijkt, terwijl hij in het sinds 1598 aan de Goudschewagenstraat gelegen Burgerweeshuis vertoeft, waar ook het Pesthuis bij inzit. Hij wordt als Jan van Schoonhoven begraven op 7 september op een begraafplaats aan de Visschersdijk.

Het Burgerweeshuis te Rotterdam
Dit is een triest einde, ware het niet dat Jan nog kans ziet om de dag vóór zijn overlijden een schitterend briefje te schrijven aan zijn ‘neve, heere ende lieven Vader’. Dominee Uijtenbogaert schrijft later – vast met tranen in zijn ogen – over ‘zijn Jan’:
“…ende schreef my daeghs voor sijn overlijden voelende dat sijne leste ure voor handen was, uyt sijn sieck-bedde een briefken met seer gekrabbelde letteren, betuyghende sijne troost in Godt, ende sijne Christelijcke Resolutie tot op-offeringhe sijner ziele aen sijn ghetrouwen Schepper. Daer in hy my … onder anderen met hooghster ernst bidt, dat, of ick weder in ’t Landt quame, ende de ghelegentheydt anders presenteerde … ick den Bailliou of yemant van de sijne, over alle het onghelijck hem in de ghevanckenisse aengedaen, haer leven gheen schade of hinder en wilde aendoen, maar alles vergheven.”

Daar liet Jan, in zijn geestelijke eenvoudigheid, zien waar de Heere Jezus toe opriep, om je vijanden lief te hebben en geen wraak te oefenen, als de mensen je smaden. Jan had het begrepen en… bracht het in praktijk!



Geen opmerkingen:

Een reactie posten